Ik heb laatst een grappig soort volledig-cirkel-moment ervaren. Als tiener verslond ik elke Jeffrey Archer roman die tot midden jaren ’90 was geschreven. Ik hield van de politiek, de wendingen, de onbeschaamd grootse personages, alles. En toen, zonder echte reden, dreef ik weg. Het leven ging door. Start-ups gebeurden. Kinderen kwamen. Echte verantwoordelijkheden dienden zich aan. Pas recent dwaalde ik terug in Archers wereld via de Detective Warwick serie.
Ik ben blij dat ik dat deed.
De Warwick boeken voelen heerlijk ouderwets aan op de best mogelijke manier. Het is als het aantrekken van een perfect gesneden Engelse jas uit een ander tijdperk. Het verhaal heeft deze klassieke, bijna analoge charme. Archer probeert het detective genre niet opnieuw uit te vinden. Hij heeft er plezier in. En daardoor ik ook. Er is iets ontzettend bevredigends aan het volgen van een slimme, koppige, stilletjes principiële detective die navigeert door een wereld vol ambitie, ego en morele grijze gebieden, vooral in Archers onmiskenbare stijl om de spanning op te bouwen tot de laatste pagina.
Wat me het meest verraste is hoe fris de ervaring aanvoelde, ondanks die ouderwetse textuur. Warwick zelf is een geweldige creatie. Hij is scherp, nuchter, oprecht zonder naïef te zijn. De zaken weven elegant door de Britse samenleving, van bestuurskamers tot steegjes, altijd met Archers efficiënte, verslavende, licht theatrale tempo.
Als je net als ik bent opgegroeid met Archer en hem al jaren niet hebt opgepakt, is deze serie een perfect startpunt om weer in te stappen. Het herinnerde me eraan waarom ik oorspronkelijk verliefd werd op zijn schrijfstijl. Het is comfortfood met ambitie: gepolijst, slim en door en door plezierig.
Het is een geweldige kleine herontdekking.